De tuin van De Pont is vanuit het restaurant bereikbaar via een smalle passage tussen het gebouw en de brandmuur. De gang mondt eerst uit op een ruim terras en vervolgens in een grote, ommuurde tuin, die pas in 1992, tijdens de renovatie van het complex tot museum werd gevormd. Ieder jaar zal een kunstenaar in de gelegenheid worden gesteld om de tuin van De Pont opnieuw vorm te geven.
Voor de zomer van 1993 werd Jeroen Doorenweerd als eerste kunstenaar uitgenodigd. Ondanks het sobere karakter van zijn ontwerp heeft Doorenweerd het aanzien van de tuin sterk veranderd. Met uitzondering van een groepje bomen waren er weinig punten die de blik naar zih toe trokken of aanleiding vormden voor een korte wandeling. De tuin was vooral uitzicht vanaf het terras - een buffer tegen de buitenwereld die boven de muur uit zichtbaar is. Doorenweerd deelde de tuin rigoureus in tweeën, langs een diagonale lijn die de verste hoek van de tuinmuur met het stenen pas verbindt. Aan de linkerzijde handhaafde hij het kort geschoren gras, terwijl het rechterdeel werd ingezaaid met den mengsel van hoog gras en wilde bloemen. Parallel aan de nieuwe as, voert vanaf het pad bij het terras een steiger tot halverwege de tuin omhoog. Het is een ingang tot de tuin, die bovendien de verrassing biedt van een klimmend niveau. Rechts ligt tussen het hoge gras een bassin. Links wordt bij het oplopen van de steiger, steeds meer zichtbaar van het streng gehouden deel van de tuin. Op maximale hoogte is de steiger vertakt. De T-vorm benadrukt de verandering van richting die voor de tuin zo kenmerkend is. Op dat punt ook, leidt Doorenweerd de blik naar de verste hoeken, waar hij twee uitkijkposten bouwde. De hoge constructie maakt het mogelijk om zowel óver de muur te kijken als terug naar het terras; de andere ligt juist laag: ingegraven in de grond en met een zicht dat, juist boven het maaiveld, de steiger (en de mensen erop) in een perspectivisch kader zet. De tuin van De Pont is door de ingreep van Doorenweerd veranderd in een ruimte die zich tot in de verste hoeken laat verkennen. De handelingen van de bezoekers maken de richtingen in de tuin wederkerig: zei leiden naar plaatsen vanwaar men bijzondere uitkijkmogelijkheden heeft - maar ook bekeken kan worden.
De werken van Doorenweerd dringen zich niet op als 'artistiek element' in de ruimte, maar versterken op subtiele wijze de waarneming van de werkelijkheid die in de omgeving ligt besloten. In die terughoudende aanwezigheid ligt echter ook de kwetsbaarheid van Doorenweerds werk als 'kunst'. Waar oudere kunstenaars, van de naoorlogse generatie, een monumentale traditie wisten te vestigen, die de ervaring van de grootstedelijke ruimte of juist die van het eenzame landschap op indringende wijze tot leven bracht - denk bijvoorbeeld aan de grote werken van Richard Serra, of aan een uit brokken steen gelegde cirkel van Richard Long in de afgelegen natuur-, lijkt Doorenweerd, hoezeer hij zich ook van deze traditie bewust is, zijn stempel te drukken op landschappen die het spectaculaire geheel ontberen. Op ambachtelijke wijze en uit gangbare bouwmaterialen gemaakt, hebben zijn constructies bovendien een ogenschijnlijk 'normale' functie, die maakt dat men gemakkelijk aan het werk voorbij kan zien. Het is een kwaliteit die Doorenweerd zelf wel aanduidt als 'blind' - de doelbewuste onzichtbaarheid van het werk als kunstwerk. En anders dan wat de minmale vorm doet vermoeden, ligt de werkelijke affiniteit van Doorenweerds kunst eerder bij die kunstenaars die de onwerkelijkheid van het 'niet-landschap' onderzoeken. Men kan daarbij denken aan de foto's van Bustamante die zijn scherpgesteld op het onbestemde struikgewas tussen grote gebouwen, of ook aan die foto's van Jeff Wall, die mensen laten zien in de omgeving van nog wezenlozer terreinen aan de rand van de stad. Hoewel Doorenweerd minder extreem is in de keuze van zijn locaties - misschien juist dóór zijn ambitie om de fysieke ervaring van de omgeving te restaureren - lijkt ook hij zich bewust van de 'georganiseerde gewoonheid' van terreinen rond gebouwen; van tuinen en van de weinige stukjes vrijetijdsnatuur die ons resten. 'Het is', zo zegt hij zelf, 'in dat vacuüm dat het werk wordt ingezet.' (Wilma van Asseldonk, folder van De Pont - de Tuin van Jeroen Doorenweerd
terug naar boven