In het Brusselse park koos Doorenweerd voor het werk een plek, een positie, met een groots uitzicht. Het werk stond op een kruispunt van brede lanen met doorzicht naar verschillende kanten. Omdat het park op een heuvel ligt, was er ondermeer een riant uitzicht over de stad zelf. De 'stoelen' stonden op het eerste gezicht in een soort cirkelvormige opstelling, maar net niet met het gezicht naar elkaar toe. Wie op een van de 'stoelen' plaatsnam keek net langs degene die min of meer voor hem zat. Nadere beschouwing leerde dat de opstelling gebaseerd was op een plattegrond met twee snijdende assen in een X-vorm. De stoelen waren daar als wentelwieken aan weerszijden mee verbonden. De hoogte van het zitniveau was dusdanig gekozen dat wie erop plaatsnam op dezelfde ooghoogte was als de wandelaars om hem heen. In Brussel had het werk een deling der Belgen tot gevolg: in degenen mét en degenen zonder zelfvertrouwen, want wie erop ging zitten wist dat hij voor anderen te kijk zat. Overigens impliceert dit niet een minderwaardige positie. Ook de mensen die eromheen stonden en liepen konden zich aangesproken - en daardoor ongemakkelijk - voelen. (Elly Stegeman)
terug naar boven