Ter voorbereiding van de Skulptur Biënnale Münsterland bekeken de kunstenaars tijdens een rondrit mogelijke locaties voor hun werk. Doorenweerd realiseerde zich dat hij geen noodzaak zag om een kunstwerk te plaatsen op een van die plekken. Juist door zijn onbekendheid met het gebied prefereerde hij een andere volgorde en methode: die van het toeval. Hij nam het vinden van een plek zelf onder de loep en stelde voor een deel van zijn budget te gebruiken om een stuk land te kopen. Toeval, in de gedaante van aanbod en betaalbaarheid, zou de locatie bepalen. De aard van de gevonden plek: de ligging, sociale context, geschiedenis en geldende regels, zouden vervolgens uitmaken hoe het gebiedje openbaar te maken. Met behulp van internet, advertenties en de lokale vastgoedhandel ging hij op zoek. Maar er was in het gebied niets te koop, en de door het budget gedicteerde afmeting lag lastig op de markt. Uiteindelijk viel hem een stuk grond toe dat hij kon pachten. Gelegen langs de rivier, naast een rij huizen met tuinen aflopend naar het water, en in de verte de weglopende rivier en een weg. Een bijzondere omstandigheid van die plek was dat een groep Italiaanse bewoners het stukje grond jaren geleden in gebruik hadden genomen als moestuin. Dat was altijd oogluikend toegelaten, totdat plannen om de loop van de beek te veranderen, daar een einde aan maakten. Doorenweerd voelde ervoor om zijn programma te combineren met het mogelijk in gebruik geven van het landje aan deze mensen. Hij stelde wederom een veranda voor. En waar eerder eenvoudige platformen voldeden als enscenering van de ervaring, zien we nu een architectonisch element dat in al z’n eenvoud een stuk complexer is dan zijn voorgaande werken. In een monumentale doosvorm, gevat in een externe constructie, worden in de hellende vloer ingenieus zit- en ligplekken uitgespaard. Deze veranda is een uitkijkpost maar tevens een schuilplaats, waar in afzondering ruimte is voor introspectie maar evenzeer voor sociale interactie. Licht opgetild ten opzichte van de omgeving en door een sterke kadrering van het zicht erop, kan de ervaring van het alledaagse landschap tot een onwerkelijke sensatie worden.
Jeroen Doorenweerd werkt vaak in opdracht en beweegt zich veelvuldig in het publieke domein. De meest klassieke manier waarop kunstenaars omgaan met de openbare ruimte, is die op te vatten als locatie voor een autonome sculptuur. Dergelijke beelden zouden ook in een museum niet misstaan in de zin dat zij zich in eerste instantie verhouden tot de geschiedenis en de terminologie van de kunst zelf. Ook Doorenweerd grijpt de openbare ruimte aan als locatie, zij het dat hij de klassieke relatie tussen werk en context omdraait. Zijn monumentale ingrepen zijn volledig geënt op de situatie, en niet alleen wat betreft ruimtelijke relaties. De aard en functie van zijn locaties zijn medebepalend voor het werk, hoewel zij altijd worden gekoppeld aan een terugkerende interne drijfveer: het creëren van waarnemingposities. De resulterende constructies hebben gemeen dat zij in eerste instantie gedacht zijn als functionele podia, waarmee ze op het raakvlak van beeldende kunst, vormgeving en architectuur geraken. Daarin spiegelt zich de relatie tussen het werk van Doorenweerd en het publiek: het heeft publiek nodig om geactiveerd te worden. Niet alleen door de perceptie ervan, maar door ingebruikname. De plekken die Doorenweerd creëert zijn de grond waarop zich iets kan afspelen. Pas als een bezoeker er bezit van neemt, actie onderneemt of juist introspectie betracht, ontstaat de mentale ruimte waar zaken, die zich in de dagelijkse stroom der dingen aan ons bewustzijn onttrekken, opnieuw zichtbaar worden. Doorenweerds constructies dienen innerlijke ervaringsruimten.
In die zin staan zijn artistieke interventies niet alleen in het teken van zijn fysieke ingrepen, maar evenzeer van gebeurtenissen en ervaringen. Dat immateriële streven betreft het inbrengen van denkbeelden in een maatschappelijke context. Dat speelde in Vught en opnieuw in Munsterland.
In die zin staan zijn artistieke interventies niet alleen in het teken van zijn fysieke ingrepen, maar evenzeer van gebeurtenissen en ervaringen. Dat immateriële streven betreft het inbrengen van denkbeelden in een maatschappelijke context. Dat speelde in Vught en opnieuw in Munsterland.
De potentiële kracht van kunst in het publieke domein schuilt voor Jeroen Doorenweerd in het voorspiegelen van verhevigde vormen van het alledaagse, waarin mogelijkheid schuilt tot een sterke ervaring van het hier en nu. De relatie tussen context en kunst is cruciaal, in Munsterland zette hij de voorwaarden voor zijn werk naar zijn hand. Het liefst had hij het perceel niet gepacht maar in bezit gekregen. Zijn motivatie daarvoor is veelzeggend: door aankoop zou de kunst niet langer gast geweest zijn, in een domein waar het in feite vreemd aan is, maar gastvrouw, en daarmee zelf de spelregels kunnen bepalen. En dat is veelbetekenend. (Mariska van den Berg, tekst catalogus Skulptur Biennale Münsterland 2003)