Een kunstenaar die met zijn voet schildert met dikke olieverf, een kunstenaar die zich door de modder baant of een kunstenaar die flessen gevuld met verf op een doek kapot gooit: de Japanse avant-garde groep Gutai (1954-1972) maakte onder andere naam met schilderijen waarin schilderen en actie hand in hand gaan.
De Nederlandse kunstenaar Jeroen Doorenweerd (1962) voelt zich verwant met de Japanse groep die kilometers en decennia van hem verwijderd is. Jeroen Doorenweerd meets Gutai verbindt de twee werelden met elkaar en toont videoregistraties van Gutai performances van onder andere Shozo Shimamoto, Kazuo Shiraga en Atsuko Tanaka samen met Doorenweerds meest recente serie schilderijen Silverstudio en Pinkorange.
SpongeBob bungelt heen en weer aan een touw. Langzaam van links naar rechts bewegend kijken zijn ogen bijna hypnotiserend de toeschouwer aan. Uit zijn hoofd druipt een sliert verf. We kijken niet naar een morbide uitzending van Nickelodeon, maar naar een videoregistratie van een kunstwerk van Jeroen Doorenweerd. Voor zijn Spongebobsessions (2013) schilderde hij vierentwintig uur lang in het bijzijn van publiek met een met verf gevulde Spongebobemmer die aan een touw was bevestigd en een gat in de bodem had. Door het touw te bewegen dirigeerde Doorenweerd de richting van de emmer -en dus de verf- en liet die vervolgens zijn eigen weg gaan. Traagzaam schommelt de emmer boven een stuk canvas dat Doorenweerd als een landschap over stoelen, tafels en de grond gedrapeerd heeft en dat hij steeds weer op een andere manier neerlegt. De verf vindt haar weg op het doek en laat een spoor van de beweging achter. De eenvoud, herhaling, materialiteit en sensualiteit van de op het doek neerdalende verf is fascinerend en betoverend. De video van de actie legt de concentratie bloot die met het simpele proces gepaard gaat en laat het welhaast meditatieve karakter van de actie zien. De actualiteit van verf op een bepaald moment, op een bepaalde plek bij een bepaalde sfeer dringt zich op. En dat is precies wat Doorenweerd interesseert.
Controle vs ervaring
Doorenweerd heeft vooral naam gemaakt als kunstenaar die grote sculpturen en landschapsopdrachten voor de openbare ruimte realiseert: een plein in Enschede, een park in de kop van Groningen of een Nationaal Brandweer Monument in Overijssel. De afgelopen jaren is hij steeds vaker teruggekeerd naar de discipline waarmee hij zich als student aan De Ateliers in de jaren tachtig intensief bezighield: schilderen.
In 2012 organiseerde Doorenweerd samen met collega kunstenaar en vriend Koen Delaere The Battle in het Centraal Museum in Utrecht. Het tentoonstellingsproject/evenement was niet zozeer een gevecht tussen twee kunstenaars - daar is Doorenweerd niet in geïnteresseerd -  maar een gevecht tussen verf en de kunstenaar. Het concept was volgens Doorenweerd simpel: ‘beurtelings schilderen op wanden en plafond, zonder vooroverleg of einddoel, steeds over elkaars 'werk' heen een nieuwe laag, zonder aanziens des persoons.’ De actie was een zoektocht naar de fluïditeit van de schilderkunst, hoe de geest van creatie je kan meenemen: ‘We zijn allebei op zoek naar het punt waar controle het aflegt tegen de directe ervaring. Geen idee hoe dat uitpakt.’ Het project laat zien dat Doorenweerd een kunstenaar is met een open houding, overtuigd van de kracht van creatie en met sterke belangstelling voor het proces en het moment. Dat blijkt ook uit de projecten die volgden, zoals Zinging Tangerine (2014) in de Vleeshal in Middelburg. Daarin schilderden Delaere en Doorenweerd bij wijze van een openbaar atelier samen in één ruimte. Er was muziek, bier, er waren gesprekken, er waren heftige schildersessies en momenten van opperste concentratie. Aanvullend werden er door de kunstenaars activiteiten georganiseerd, van Yogasessies tot workshops van lezingen tot optredens.      
In Zinging Tangerine Getting Overwhelmed (2016) verbleef Doorenweerd samen met Delaere als artist-in-residence in Los Angeles. Doorenweerd nam grote lappen onbewerkt linnen die hij ter plekke aan het strand op de zachte ondergrond van het zand beschilderde wat leidde tot verstilde monumentale doeken met brede verfbanen. Ook hier speelt de interactie tussen kunstenaar, materiaal en omgeving de hoofdrol. De werken werden recentelijk tentoongesteld in museum De Pont in Tilburg in ‘The Holy Spirit’ een duotentoonstelling met Doorenweerds zoon Micha. Doorenweerd maakte in de tuin van het museum nieuwe schilderijen waarmee hij de tentoonstelling steeds uitbreidde. Niet alleen de werken waren zo het resultaat van een gerichte schildersactie op een bepaald moment, maar ook de tentoonstelling zélf. Hoewel de projecten van Doorenweerd steeds heel persoonlijk, individueel en bijna meditatief zijn, vonden al bovengenoemde schilderprojecten van Doorenweerd plaats in de (semi) openbare ruimte, alsof zijn kunst de blik van de toeschouwer nodig heeft om te bestaan.
De series Pinkorange (2015) en Silverstudio (2016) die in Parts tentoongesteld worden zijn daarentegen tot stand in de beslotenheid van het atelier in heel geconcentreerde sessies. Ze tonen grote verwantschap met de Spongebobsession, want ze zijn ook gemaakt door middel van een met verf gevulde emmer die aan touw hangt en die door handelingen van Doorenweerd in beweging wordt gezet. De schilderijen zijn het residu van de actie, maar dragen in hun helderheid nog steeds energie uit. Hoe groot het belang van het proces voor Doorenweerd ook is, de schilderijen kunnen weldegelijk mislukken. Het eindresultaat hangt samen met de ondergrond, de gebruikte kleuren, de gemaakte bewegingen, de volgorde van opbrengen en de combinatie van soorten verf.
 
Gutai
In zijn hang naar de proceskant van schilderen en in de speelsheid en energieke mentaliteit herkent Doorenweerd zich in het werk van de kunstenaarsgroep Gutai die in 1954 in Japan werd opgericht door Jiro Yoshihara (1905-1972) die als credo had dat kunstenaars niets en niemand zouden mogen imiteren en iets moesten doen wat nog nooit eerder gedaan was. Gutai is de Japanse term voor ‘concreet’ en dat geeft aan dat de kunstenaars op een heel directe manier kunst wilden maken, kunst die zich niet bezighield met de representatie van de werkelijkheid, maar waarin sprake was van een directe verhouding tussen de fysieke actie en het materiaal. De wens om vernieuwend bezig te zijn en de schilderkunst te bevrijden van alle kaders die er waren, of dat nu een museum, een doek, een spieraam, penseel of zelfs verf was, leidde tot werken waarin tijd en ruimte een belangrijke plek kregen. De kunstenaars gooiden met verf tegen een doek, baanden zich een weg door de modder, maakten schilderijen met automatisch rijdende autootjes, schilderden met hun lichaam of presenteerden zich als een verfstreek in het theater. Gutai is daarmee een absolute voorloper van installaties, happenings en performance. De tentoonstellingen die Gutai organiseerde zoals de Gutai Outdoor Art Exhibition (veelal interactieve kunst tentoongesteld in een park) in 1956, Gutai Art on Stage (kunst in het theater) in 1957 en 1958 en het International Sky festival in 1960 (kunst van kunstenaars van over de hele wereld gereproduceerd op grote ballonnen in de buitenlucht) getuigen van de radicale experimenten.
Schilderen en actie
Bij de kunstenaars Kazuo Shiraga (1924-2008) en Shozo Shimamoto (1928-2013) zijn de lijfelijke beweging en actie de kern van hun schilderijen. Shiraga’s meest bekende werk is ongetwijfeld Challeging Mud waarin hij in wat het midden houdt tussen een performance, choreografie, moddergevecht of een expressieve uiting van schilderkunst of sculptuur halfnaakt door modder kruipt. Zijn schilderijen schilderde hij het penseel uitbannend met zijn voeten. Shimamoto smeet grote flessen met daarin verf kapot op een doek. De werken van Akira Kanayama (1924-2006) vertegenwoordigen een andere houding tegenover schilderkunst die eveneens met actie geaard gaat, maar veel minder lijfelijk en persoonlijk is: hij maakte schilderijen met speelgoedauto’s waaraan hij verfdispensers had gebonden en die over het doek rijden. Toshio Yoshida (1928-1997) bracht de verf in zijn schilderijen aan met behulp van een gieter. Hij maakte in 1965 een plan voor een nieuw werk voor de Nul tentoonstelling in het Stedelijk Museum waarvoor Gutai kunstenaars waren uitgenodigd. Zijn Semi-automatic Drip Circle was een soort installatie van touw en twee emmers verf. Door kleine windschermen zou het werk in beweging gebracht worden en zouden de emmers verf op het doek laten druppelen zonder de tussenkomst van de schilder.
In Gutai Art on Stage stond de relatie van materiaal, schilderkunst tijd en ruimte centraal. In 1957 danste Shiraga in Ultramodern Sanbaso in een rood pak met wijde pijpen en een rode puntmuts op over het podium alsof hij een rode golvende verfstreek voorstelt: verf en doek zijn niet eens meer nodig om een schilderij te maken. Kunstenares Atsuko Tanaka (1932-2005) rekte in haar optreden tijdens Gutai Art on Stage het begrip schilderkunst verder op. Haar Electric dress, een jurk bestaande uit tientallen gekleurde lichten en een wirwar aan snoeren, kan gezien worden als een expressionistisch schilderij dat zich uitstrekt in tijd en ruimte.
 
Vandaag de dag is er geen noodzaak meer om de schilderkunst te vernieuwen en het begrip schilderkunst op te rekken zoals dat het geval was in de jaren vijftig van Yoshihara. Maar de individuele relatie tussen kunstenaar, materiaal, tijd en ruimte blijft nog steeds relevant en verbindt kunstenaars door decennia en landsgrenzen heen.  (Judith de Bruijn, catalogus PP07)
terug naar boven